2 Chronicles 12

1) als Rehabeam

Te weten, na drie jaren, in welke hij David en Salomo nagewandeld had. Zie boven, 2 Kron. 11:17.

2Ch 11.17

2) de wet

Dat is, verviel van de ware leer, den zuiveren godsdienst en oprechten wandel, van de wet Gods voorgeschreven. Vergelijk Deut. 32:15; 1 Kon. 18:18; boven, 2 Kron. 7:19, en onder, 2 Kron. 13:11; Job 6:14; Spreuk. 2:13; Jes. 1:4; Jer. 2:13, enz.

De 32.15 1Ki 18.18 2Ch 7.19 13.11 Job 6.14 Pr 2.13 Isa 1.4 Jer 2.13

3) gans Isra‰l

Dat is, Juda en de Isra‰lieten, die onder Juda sorteerden, zie 1 Kon. 12:17; want de andere stammen waren tevoren door Jerobeam tot afwijking gebracht. Versta evenwel dezen afval alzo, dat God zijn uitverkoren overblijfsel heeft gehad, bestaande uit de profeten, als Ahia, Semaja, Iddo en enigen der priesters, Levieten en der gemeente, die de profeten gehoor gevende, zich van de besmettingen der afgoderij zuiver gehouden hebben. Zie onder, 2 Kron. 12:12.

1Ki 12.17 2Ch 12.12
4) Sisak,

Zie 1 Kon. 14:25.

1Ki 14.25

5) hadden

Zie van hun gruwelijke zonden tegen de eerste en de tweede tafel bedreven, 1 Kon. 14:23,24.

1Ki 14.23,24
6) Libyers,

Een volk in Afrika, palende aan Egypte. Zie van dezelve ook Dan. 11:43; Nah. 3:9.

Da 11.43 Na 3.9

7) Suchieten

Anders genoemd Troglodieten, ook een volk in Afrika.

8) Moren;

Hebreeuws, Kuschim; de Kusieten, dat is, de Moren en Arabieren. Zie Gen. 10:6.

Ge 10.6
9) vaste steden in,

Vergelijk boven, 2 Kron. 11:5.

2Ch 11.5
10) Semaja,

Zie van dezen profeet ook 1 Kon. 12:22 en de aantekening.

1Ki 12.22

11) uit oorzaak

Of, vanwege. Hebreeuws, van het aangezicht. Anders, uit vrees.

12) verootmoedigden

Te weten, bekennende met het hart en belijdende met den mond de goddeloosheid en ongerechtigheid hunner zonden en de rechtvaardigheid van Gods straf.

13) Isra‰l

Dat is, der Isra‰lieten, die onder het gebied van Rehabeam stonden.

14) in kort

Of, na weinig, te weten, tijds, alzo Job 32:22; Ps. 2:12, en Ps. 81:15; of, een kleine verlossing, of, wat weinigs ter verlossing.

Job 32.22 Ps 2.12 81.14

15) ontkoming

Dat is, verlossing.

16) niet zal uitgegoten worden.

Dat is, mijn gramschap zal zover niet gaan, dat Jeruzalem zou uitgeroeid en het volk gevankelijk weggevoerd worden; gelijk eindelijk geschied is door Nebukadnezer, den koning van Babel, 2 Kon. 25, en onder, 2 Kron. 36; Jer. 52. Anders, zal niet druipen; dat is, niet lang duren.

17) hem tot knechten zijn,

Dat is, zij zullen hem de stad moeten overgeven, rantsoen betalen, laten wegnemen wat hij hebben wil, en zulke conditi‰n des vredes ontvangen, als het hem believen zal te geven.

18) opdat zij

Te weten, hoe gelukzalig de staat is dergenen, die Mij dienen en gehoorzamen naar mijn woord; en daarentegen hoe zwaar en rampzalig het is, de afgodische, en tirannische koningen der aarde, naar hun gierigen en hoogmoedigen lust te dienen.

19) koninkrijken

Of, aardse koninkrijken.

20) schatten

Te weten, hem [zo het schijnt] van den koning en het volk te nemen toegelaten als het rantsoen van de stad, om niet met geweld van wapenen overvallen en geplunderd te worden.

21) hij nam alles weg;

Zie 1 Kon. 14:26.

1Ki 14.26
22) der trawanten,

Zie 1 Kon. 14:27.

1Ki 14.27
23) die droegen,

Te weten, schilden.

24) wachtkamer.

Zie 1 Kon. 14:28.

1Ki 14.28
25) hij zich verootmoedigde,

Namelijk, de koning, met bewijs van leedschap en bekering.

26) goede dingen.

Als eerstelijk de wet van Mozes; II. het woord der profeten; III. de besnijdenis; IV. nog wat van den zuiveren godsdienst; V. enige ware gelovigen en godvruchtigen, die hun weg niet bedorven hadden; om welke dingen alle God de stad nog verschoonde; gelijk Hij met Sodom zou gedaan hebben, zo zelfs maar tien rechtvaardigen daarin waren geweest, Gen. 18:32. Vergelijk hiermede boven, de aantekening 2 Kron. 12:1.

Ge 18.32 2Ch 12.1
27) Zijn Naam

Zie 1 Kon. 8:29.

1Ki 8.29
28) zijn hart

Hoewel de mens dit niet kan doen door de kracht zijner natuur, maar alleen door de genade der wedergeboorte, Jer. 31:18; Matth. 7:18; Joh. 15:5, zo is hij nochtans verbonden dat te doen, en strafbaar als hij het niet doet, omdat de schuld bij hem is dat hij het niet doet en niet kan doen.

Jer 31.18 Mt 7.18 Joh 15.5

29) HEERE te zoeken.

Zie boven, 2 Kron. 11:16.

2Ch 11.16
30) woorden

Anders, in de boeken, of in het boek. Zie boven, 2 Kron. 9:29.

2Ch 9.29

31) Semaja,

Zie 1 Kon. 12:22.

1Ki 12.22

32) Iddo,

Zie boven, 2 Kron. 9:29.

2Ch 9.29

33) verhalende

Anders, in het verhaal van de geslachtsregisters; of, in de geslachtsregisters; dat is, in het boek, beschrijvende de geslachten der koningen, genaamd de historie van den profeet Iddo, onder, 2 Kron. 13:22.

2Ch 13.22

34) daartoe

Dat is, zijn ook in dezelfde woorden niet beschreven de krijgen, enz.

35) in al [hun] dagen?

Dat is, die hun levenlang geduurd hebben. Of, en de krijgen Rehabeams en Jerobeams waren al [hun] dagen; dat is, zolang als zij leefden.

36) Abia

Anders genaamd Abiam, 1 Kon. 14:31, en 1 Kon. 15:1, enz.

1Ki 14.31 15.1
Copyright information for DutKant